Dit is het waargebeurde verhaal over een jongen en een beer. De jongen, laat ik hem Christopher noemen, was zes jaar en zat in groep drie. Een rustige, hardwerkende knul, die zich goed kon concentreren en een schrandere indruk maakte. Maar op de AVI-toetsen scoorde hij slecht. Hij bleef maar staren naar woorden die hij al vaak had gezien. Leed hij soms aan dyslexie?

Beer
“Ik weet ook wel dat daar beer staat, maar ik kan het niet lézen!” Christopher zei het korzelig, toen ik hem wilde helpen. Dit vond ik een merkwaardige uitspraak. “Wat is lezen eigenlijk?” vroeg ik hem. Hij legde het me haarfijn uit. Lezen deed je met letters die zeiden hoe het woord moest klinken. Maar bij beer raakte hij altijd in de war, vertelde hij. “In beer staat ee maar dat klopt niet, het is i. Zo kan ik het toch niet lezen?”
Ik complimenteerde hem met zijn ontdekking. Met beer is iets vreemds aan de hand, legde ik hem uit. Dat komt door de r. Die verandert soms de klank die ervoor staat. Op een papiertje schreef ik onder elkaar: eer oor eur. Christopher begon enthousiast allerlei woorden op te noemen die daarop rijmden. Hij stak het briefje in zijn zak en zei plechtig “Nu kan ik beer lezen.”
Wat was hier aan de hand?
Zelf ontdekkend leren
Zijn school gebruikte Leeslijn, een methode gebaseerd op de vermeende zeven natuurlijke fasen die een kind doorloopt als het leert lezen. De methode beschouwt leren lezen als een natuurlijk proces, vergelijkbaar met leren lopen en leren spreken. Kinderen doorlopen zonder instructie, zelf ontdekkend en zelfstandig, een serie boekjes. Alleen de zwakkere leerlingen, die dat wél nodig hebben, krijgen instructie. Zij volgen een aparte route met andere boekjes.

Was ook Christopher gebaat geweest bij die route voor zwakke leerlingen? Christopher was geen vlotte lezer, maar zelf ontdekkend was hij juist als geen ander! Hij ging logisch en analytisch te werk en had zelf ontdekt dat er rare dingen aan de hand zijn bij de spelling van het Nederlands. Het ontbrak hem, zo leek het, vooral aan een sparringpartner, iemand met wie hij zijn ontdekkingstocht en kennisconstructie kon delen, iemand bij wie hij zijn eigen conclusies kon toetsen. Een goed onderlegde gesprekspartner bovendien, die kennis had van de didactiek van het aanvankelijk lezen. Voor zover ik weet heeft Christopher uiteindelijk ‘gewoon’ goed leren lezen en schrijven.
Voor welke kinderen is die aparte route dan wel geschikt en is het inderdaad goed om die kinderen ‘af te koppelen’? Is leren lezen eigenlijk wel vergelijkbaar met leren spreken? Daarover schrijf ik een volgende keer in deze serie over leesproblemen.
Een serie over leesproblemen en basisvaardigheden
- Alle kinderen zijn gelijk, maar sommige zijn gelijker dan andere
- Een powerweekend met turbobijles
- Hij kan beer niet lezen. Is Christopher dyslectisch?
Wij helpen gratis een organisatie met dat kleine verhaal dat verschil gaat maken. Lees meer…
