Een zo door en door verrotte organisatie kun je maar beter gewoon in de hens zetten, om uit de as een feniks te laten herrijzen. Dat is zo’n beetje de strekking van Brand in Amsterdam, een verbijsterend boek dat vorige maand verscheen.
Luisterboek
Ik fiets Amsterdam uit in een bleek winterzonnetje, over het smalle, slingerende weggetje langs de Amstel. Mijn blik dwaalt over de weilanden links en het water rechts, maar dit luisterboek eist al mijn aandacht op. Ik frons als ik hoor over arrogant privégebruik van overheidseigendom, grootschalige gecoördineerde urenfraude en leugenachtige stemmingmakerij in de media. De verhalen over discriminatie, uitsluiting en intimidatie zijn schrikbarend. Walgelijk is de beschreven homo- en vrouwenhaat en het seksueel misbruik. En het gáát maar door. Doodsbedreigingen. Een theatrale zelfmoord op de werkvloer.
(De tekst gaat door onder de afbeelding)
Verrotte cultuur
De voorlezer imiteert het vette Amsterdamse accent van de OR-voorzitter om de couleur locale kracht bij te zetten. Volgens de auteur is er maar op één manier echt af te rekenen met de door en door verrotte mentaliteit in deze overheidsorganisatie: opheffen en opnieuw beginnen. En misschien kan de nieuwe organisatie maar beter gaan werken met vrijwilligers, iets wat buiten Amsterdam heel gewoon is. Alles is beter dan doorgaan met deze peperdure nep-professionals van laag allooi. Eén procent van hun tijd besteden ze aan blussen, drie procent aan hulpverlening. De rest van de tijd besteden ze naar eigen inzicht, in gesloten kazernes die ze beheren als koninkrijkjes. De nutteloze 24-uursroosters dienen er alleen maar toe, om er naast de brandweerbaan nog andere werkzaamheden op na te kunnen houden. Sommigen hebben eigen bedrijven, waar ze trouwens ook tijdens brandweeruren mee in te weer zijn.
Ineens komt mij een enorm gevaarte tegemoet, wat me bruusk terugbrengt naar het hier en nu. Ik stuur mijn fiets helemaal in de berm en stap af om de gemotoriseerde tegenligger te laten passeren. Maar dan zie ik dat hij ook tot stilstand is gekomen en ruimte heeft gemaakt op het smalle weggetje. Met zijn lichten geeft de bestuurder mij een seintje. Wat vriendelijk! Mijn hart maakt een vreugdesprongetje. Als ik de wagen passeer, zie ik het woord BRANDWEER onder de voorruit staan. Ik steek mijn hand op en de chauffeur groet terug.
De Amsterdamse brandweer
In 2016 werd politiecommissaris Leen Schaap aangesteld als hoofd van de Amsterdamse brandweer. Burgemeester Van der Laan gaf hem de opdracht om af te rekenen met de machocultuur, de eigenrichting en verworven rechten, zoals het volstrekt onrendabele 24-uurs rooster. Schaap, in het NRC: „Toen we mijn contract ondertekenden hebben we elkaar in de ogen gekeken en de hand gedrukt: wij gingen samen éíndelijk iets doen aan de verrotte cultuur bij de Amsterdamse brandweer. Onze onuitgesproken afspraak was duidelijk: wij laten elkaar nóóit vallen, wat er ook gebeurt. Ik wist: ik heb een bestuurder die achter mij staat en niet weg stapt als het spannend wordt.” Maar Van der Laan werd ziek en overleed in 2017. In 2019 werd Schaap ontslagen door zijn opvolger, Femke Halsema. Zij had oud-generaal Peter van Uhm onderzoek laten doen naar de problemen bij de brandweer. Iemand die zó ernstig overhoop lag met het personeel, kon volgens Halsema niet effectief leidinggeven. Schaap werd opgevolgd door oud-militair Tijs van Lieshout, die de opdracht kreeg verbinding te zoeken.
Vorige maand verscheen Brand in Amsterdam. Auteur Schaap klapt daarin sappig gedetailleerd uit de school over de verdorven organisatiecultuur van Brandweer Amsterdam-Amstelland. Hij overlaadt de lezer met verbijsterende anekdotes uit zijn logboek. Bovendien lucht hij zijn hart over de opvattingen en beslissingen van Halsema. Zij deed, zegt hij, de ernstige voorvallen die hij bij haar onder de aandacht bracht lachend af als Amsterdamse humor. In haar ogen moest een brandweercommandant in de eerste plaats verbinding zoeken met raddraaiers.
Verwaarloosde organisaties
Schaap beschrijft in zijn boek het systeem waar de overheidsorganisatie deel van uitmaakt. Gezagsverhoudingen, werkrelaties en gedrag konden daarin blijvend ontsporen. Voor zijn theoretische beschouwing baseert Schaap zich op het werk van Joost Kampen. In diens boek Verwaarloosde organisaties staat een andere Amsterdamse overheidsorganisatie centraal, het Gemeentelijk Vervoersbedrijf (GVB). Kampens boek, gebaseerd op zijn proefschift, is zakelijker van toon en de anekdotes zijn minder extreem, maar het patroon is vergelijkbaar. Waar bijvoorbeeld brandweermannen kazernes gebruiken als caravanstalling, verhuist een GVB-medewerker ’s nachts zijn huisraad met een tram. Allemaal met medeweten van de leidinggevenden.
Kampen vergelijkt de cultuur in verloederde overheidsorganisaties met die in problematische gezinnen. De verhouding tussen management en medewerkers lijkt op die van ouders die hun kinderen niet aankunnen en ze dan van de weeromstuit gaan verwennen. In verwaarloosde organisaties ontbrak het langdurig aan sturing en begeleiding. De relatie tussen leiding en medewerkers raakte daardoor ernstig verstoord. Dit uit zich op verschillende manieren. Medewerkers vertonen grenzeloos gedrag en zijn niet in staat te reflecteren en te leren. Ze ontwijken verantwoordelijkheid en beschermen zichzelf door misleiding. En eenieder die deze situatie probeert aan te pakken, of dit nu een hiërarchisch leidinggevende is of een van de peers, de ‘kinderen’ zullen er alles aan doen om hem uit te schakelen.
Afrekening
Al was maar één procent waar, van alles wat Schaap in zijn logboek noteerde… Hier is duidelijk zoveel mis dat alleen grondig ingrijpen het tij nog kan keren. Maar of dit boek daar optimaal aan bijdraagt betwijfel ik. Schaap grijpt iedere gelegenheid aan om zijn diepe minachting te spuien over zijn tegenstanders en zijn eigen morele moed voor het voetlicht te brengen. De voorbeelden die hij beschrijft zijn ernstig genoeg om voor zichzelf te spreken en zouden beter tot hun recht komen in een minder gekleurde beschrijving. En het is evident dat het moeilijk is om je in zo’n cultuur als hoogste leidinggevende staande te houden, logisch dat lef vereist is. Schaap beschrijft zichzelf herhaaldelijk als een moreel hoogstaande rots in de branding die geen angst kent. Geloofwaardiger en sympathieker was het geweest, als hij wat minder had opgeschept en wat meer over zijn dilemma’s en angsten had geschreven.
In 2019 werd Schaap onder grote media-aandacht uit zijn functie ontheven. Halsema wilde hem de eer aan zichzelf laten houden, maar hij koos ervoor om tot het bittere einde te strijden voor de goede zaak en de publiciteit te zoeken. Schaaps keuze om er een boek over te schrijven heeft daardoor de schijn tegen: het lijkt op een afrekening met zijn persoonlijke vijanden. Naast de badinerende toon van het boek, draagt ook de inhoud bij aan dat beeld. Schaap linkt alle vijanden uit zijn eigen professionele loopbaan aan elkaar. Krakers. Amsterdammers. Politici van Groen Links. Kopstukken uit het leger. Dat bonte gezelschap lijkt er in zijn universum eensgezind op uit te zijn om de wereld te laten verloederen. Hij laat mij als lezer achter met gemengde gevoelens, die ik niet had na het lezen van Verwaarloosde organisaties.
Verbinding
Ik hoop van harte dat Halsema achter de schermen bezig is met een krachtig Plan B. Als de brandweerorganisatie inderdaad is te vergelijken met een ontspoord gezin, dan lijkt me Halsema’s vaststelling dat er verbinding nodig is zo gek nog niet. Verwaarloosde kinderen hebben geen zachte heelmeester nodig, maar hebben wel als ieder ander behoefte aan liefde, respect en wederkerigheid. Dat gun ik de brandweermannen en -vrouwen die lijden onder de giftige cultuur en wél proberen om het goede te doen. De vriendelijke spuitgast die mij op dat smalle weggetje langs de Amstel liet passeren gun ik dat in het bijzonder.