Hoeden die het loodje leggen: over de bedoeling van organisaties

Deel dit artikel via
Geschatte leestijd: 3 minuten

Als mijn Nederlandse opa, geboren in 1904, als kind huisarrest kreeg, ging zijn pet achter slot en grendel. Dat was de beste garantie dat hij niet de straat op zou gaan. Want je liep compleet voor schut met een onbedekt hoofd. Heren droegen hoeden, jongens en knechten droegen petten. Hoofdbedekking was net zo vanzelfsprekend als schoeisel.

American Dream

Mijn andere opa, in 1888 in Kiev geboren en in 1903 naar de VS geëmigreerd, werkte in die periode in de hoedenmakerij, in de Lower East Side in Manhattan. De textielindustrie was booming en de massa’s Oost-Europese emigranten maakten er lange dagen in sweatshops. Maar de hoedenmarkt liep juist minder goed. Mannen gingen steeds vaker blootshoofds de straat op. De branchevereniging van hoedenmakers deed aanvankelijk nog pogingen om het tij te keren, met voorlichtingscampagnes waarin werd gewezen op de vermeende gezondheidsgevaren van een bloot hoofd. Maar het mocht niet baten, de hoedenmarkt werd definitief een stuk kleiner.

Herman David Bellin (1888-1975) met zijn vrouw Sylvia Alexander (1900-1940) en hun kinderen Rhoda (1925-2003) en mijn vader Matthew (1928-2020)

Mijn opa werkte zich via de American Dream in korte tijd op van vluchtelingenjongetje tot fabrieksdirecteur. In de jaren ’20 maakte hij hoeden en ze verkochten goed. Hoe kon dat? Hij bediende een andere markt. De Roaring Twenties waren aangebroken, en frivole dameshoedjes deden het prima! Ook na de Beurskrach van 1929, tijdens de massale verarming in de Great Depression, kon hij zijn hoedjes nog goed kwijt op de markt. Hij specialiseerde zich toen namelijk in het goedkopere segment. Maar eind jaren ’30 viel het doek alsnog. Toen raakte het dameshoedje uit de mode. Hij had geen alternatief product op de markt en ging failliet.

Markt en bestaansrecht

Het bestaansrecht van ieder bedrijf is te vinden in de markt, in de buitenwereld. Je kunt de markt beïnvloeden en bespelen, maar uiteindelijk ben je afhankelijk van de keuzes van je klanten en daar zul je je op moeten richten. Een commercieel bedrijf dat de ontwikkelingen in de omgeving niet serieus neemt, dat niet meebeweegt, tekent zijn eigen doodvonnis. Legendarisch is bijvoorbeeld de ondergang van fotorolletjesfabrikant Kodak, die de digitale camera uitvond, maar deze niet in productie wilde nemen omdat zijn eigen product daardoor beconcurreerd zou worden. De digitale camera brak toen via een andere route door en Kodak ging prompt failliet.

Maatschappelijke organisaties, die vaak geen winstoogmerk hebben, hebben ook klanten met wensen en belangen. Maar het regulerende mechanisme werkt daar vaak trager en minder goed. Zo kan het gebeuren, dat deze organisaties als logge, geïnstitutionaliseerde bedrijven in hun eigen werkelijkheid blijven leven. Ze zijn zich onvoldoende bewust van veranderingen in de buitenwereld en zien bedreigingen en kansen over het hoofd. Hun inspanningen zijn niet effectief, ze bieden hun klanten niet wat die werkelijk nodig hebben. Ze werken bovendien vaak inefficiënt en kosten de subsidieverstrekker daardoor onnodig veel geld. Merkwaardig genoeg zijn mensen die er werken zich hier vaak niet van bewust.

De bedoeling

Het doel van iedere organisatie is haar voortbestaan. Ze zal er alles aan doen om in leven te blijven. Maar voor dat bestaansrecht is de bedoeling van belang. Die bedoeling ligt buíten de organisatie en is te vinden in maatschappelijk nut en in stakeholderbelangen. Ze zal dan ook de bedoeling scherp in het vizier moeten houden om het doel (dat voortbestaan) veilig te stellen. Dat kan betekenen dat ze op zeker moment andere dingen moet gaan doen, of de oorspronkelijke dingen op een andere manier moet gaan doen.

En dat is lastig. Management en medewerkers denken en handelen vanuit de logica van hun eigen systeem. Zo’n organisatiesysteem wil blijven bestaan zoals het is en het geeft zichzelf graag bevestiging dat het goed bezig is. Men doet de dingen die men doet “nou eenmaal”. Die voelen zinvol, omdat ze de identiteit van de organisatie uitmaken. Als de situatie van een organisatie verandert, verandert die interne logica niet zonder slag of stoot mee. Men heeft hart voor de zaak en doet zijn werk naar eer en geweten, maar de organisatie raakt meer en meer losgezongen van de werkelijkheid.

Vroeg of laat valt een systeem dat niet meebeweegt door de mand. Klanten blijven weg of de subsidiekraan wordt dichtgedraaid. Of de puber gaat lekker toch chillen met vrienden, terwijl zijn pet ligt te verstoffen in de kast.

Verdraaide organisaties

Een mooi boek over die ontsporing van veel maatschappelijke organisaties, over doel en bedoeling, is Verdraaide organisaties van Wouter Hart. Hierin zet hij uiteen hoe de zogenoemde “systeemwereld”, de logica binnen de organisatie, vervreemd is geraakt van de omringende “leefwereld” van klanten en andere stakeholders. Lees het boek, of lach gewoon eens hardop om de metafoor van het campingtafeltje en snap in één keer waar de schoen wringt. Over hoe je een geïnstitutionaliseerde organisatie kunt terugleiden naar de bedoeling schreef Wouter een tweede boek: Anders vasthouden.

Blogserie over Herman David Bellin

  1. De jongste
  2. Hoeden die het loodje leggen
  3. Vallen
Deel dit artikel via

Wil je hierop reageren?