Kort verhaal (fictie) uit de tijd dat scholen nog krijtborden hadden, maar het roken al op zijn retour was.
Invaller

Toen Johannes eindelijk het lokaal van de middenbouwklas had gevonden, waren de kinderen en hun ouders al binnen. Hij nam plaats achter het bureau en ineens waren alle ogen op hem gericht. Een invaller? Hij zag het ze denken. De kinderen vormden een rijtje en kwamen hem één voor één het verplichte handje geven. Ze stelden zich voor en hij zocht hun namen op de klassenlijst.
‘Jullie juf is ziek, ik ben meester Johannes.’
‘Ik ben Arjan,’ zei een jongen met een bruine trui. Hij wees zijn naam aan op de lijst. ‘En je hoeft die kruisjes niet te zetten hoor, dat doen ze nooit.’
Het was zaak een ontspannen en joviale eerste indruk te maken, dacht Johannes. Hij slikte zijn irritatie weg. Glimlachend schudde hij alle handjes en gaf toen een venijnige tik tegen het belletje.
‘Vaders en moeders, ik zou graag met de les beginnen. Als u zo vriendelijk wilt zijn?’ Johannes keek met een strakke glimlach de klas rond tot de ouders vertrokken waren.
‘Dag jongens en meisjes. Vandaag ben ik jullie meester en wij gaan er samen een onvergetelijke dag van maken. Ik heet Johannes, en dat schrijf je zo.’ Met zwierige letters schreef hij zijn naam op het bord. ‘Een naam heeft altijd een betekenis, wisten jullie dat? Mijn naam betekent bijvoorbeeld “God is genadig”.’
‘Meester?’ Het was Arjan met de bruine trui.
‘Ja?’
‘Dit is een openbare school hoor.’
‘Wat bedoel je daarmee?’ Waarom ging hij er eigenlijk op in, dat kind moest zijn mond houden.
‘Weet je niet wat een openbare school is?’ antwoordde de jongen met een smalend lachje.
‘Arjan? Ik ben de meester en jij bent de leerling. Jij hoeft mij geen les te geven, jij hoeft alleen te doen wat ik zeg.’
‘Meester?’
Een meisje had haar vinger opgestoken.
‘Wat is er?’
‘Gaan we vandaag wel rekenen?’
‘Na de pauze gaan we rekenen. We gaan eerst iets doen met onze namen, als kennismaking.’
‘Ja maar het is vrijdag, we moeten onze weektaak afkrijgen.’
‘Straks mogen jullie rekenen. Eerst doen we iets anders. Jullie krijgen allemaal een blaadje en dan wil ik dat jullie je naam opschrijven en een tekening maken van jezelf.’
Vertrouwen winnen. Eerst iets leuks doen om elkaar te leren kennen, dacht Johannes.
‘Wat moet je doen als je klaar bent?’ Nog voor Johannes alle blaadjes had uitgedeeld hield een grote blonde jongen het zijne al omhoog. Hij had een smile getekend en zijn naam er in hanenpoten onder geschreven. Misschien was deze opdracht toch niet zo geschikt voor deze klas, bedacht Johannes.
‘Als je klaar bent wacht je netjes met je armen over elkaar tot de anderen ook zover zijn.’
‘Dat vind ik zonde van mijn tijd, ik ga verder met mijn rekenwerk. Weet je soms ook niet wat een montessorischool is?’ Zonder op toestemming te wachten trok de jongen zijn laatje open, haalde een boek en een schrift tevoorschijn en begon onverstoorbaar te werken.
Johannes slikte. Dit moest anders, dat was duidelijk. Die jongens zetten hem finaal voor schut. Maar de grote blonde jongen zat nu wel ijverig te werken.
‘Wie klaar is mag zijn blaadje bij mij brengen en rustig aan het werk gaan.’
‘Meester, u moet wel vandaag hoofdstuk 15 van rekenen behandelen met de vierdegroepers.’
‘Ik moet he-le-maal niks! En jullie moeten je mond houden!’ Het meisje kromp ineen. Er glinsterden tranen in haar ogen.
‘En nu weer aan het werk. Ik wil geen woord meer horen!’
Johannes probeerde ongemerkt diep te zuchten. Hij schoof zijn stoel aan en trok de klassenlijst naar zich toe. Als hij de namen maar kende zou het vast beter gaan.
‘Het is tien uur, we gaan pauzehappen!’ zei de grote blonde jongen. De kinderen schoven als één man hun stoelen naar achteren en pakten hun pauzehapjes uit hun tassen. Johannes sloeg met zijn vuist op tafel en riep met overslaande stem:
‘En nu is het afgelopen, allemaal terug op je plaats!’
‘Maar meester,’ zei Arjan rustig, ‘we gaan zo naar buiten. Voor die tijd moeten we het op hebben.’
‘Er wordt hier pas gegeten als ik het zeg, begrepen?’ Maar het was al te laat. Johannes keek tegen dertig kauwende monden aan.
‘Kan jij de dop eraf krijgen?’ Het meisje dat om de rekenles had gevraagd stond met haar beker naast zijn bureau. Ze was gelukkig niet echt bang voor hem geworden, anders kwam ze niet.
Schielijk keek Johannes op de klok. Het was bijna tien over tien. Hij moest die jongens voor zijn!
‘Het is pauze,’ zei hij. Hij probeerde zijn stem stevig te laten klinken. ‘Jullie mogen allemaal rustig je jas aantrekken en naar buiten gaan.’
‘Je kan koffie krijgen in de lerarenkamer, meester.’ Het was het meisje met de beker. ‘Tot straks!’
De kinderen verlieten het lokaal en Johannes bleef achter. Daarna slofte hij de klas uit. Koffie. Goed idee was dat.
Rook
Pas toen hij zeker wist dat de laatste kinderen naar het schoolplein waren vertrokken durfde Johannes de gang op. Koffiepauze dus. Aan het eind van de gang was de lerarenkamer. Door de geopende deur kwam hem een hemelse geur tegemoet van verse koffie en verse sigarettenrook. Onwillekeurig klopte Johannes op zijn borstzakje waar hij zijn shag voelde zitten.
‘Ha, jij moet Johannes van Dijk zijn.’ Een rijzige vrouw van een jaar of vijftig, maar het kon ook zestig zijn, kwam met uitgestoken hand op hem toelopen. ‘Ik ben Erna Renkema, locatieleidster.’ Johannes schudde haar hand.
‘Ik vind het enig, weer eens een man in ons midden,’ zei ze. Ze richtte het woord tot haar collega’s aan de formica tafel terwijl ze Johannes’ hand bleef vasthouden. ‘Meiden, dit is Johannes. Hij vervangt Els vandaag.’ De vijf vrouwen onderbraken even hun gesprek en knikten hem toe. Niemand stelde zich voor.
‘Koffie?’
‘Ja graag. Zwart alsjeblieft.’
Hij voelde nu pas hoe moe hij was. Stram liet hij zich zakken op een stoel dicht bij de asbak. Na een grote slok koffie begon hij een sigaret te draaien.
‘Sorry Johannes, ik moet je vragen hier niet te roken.’ Erna legde een hand op zijn schouder en sprak hem zacht maar gebiedend toe. ‘We zijn een rookvrije school, zie je.’ Ze wees door de open deur op een bordje in de hal. ‘Ja, ik weet het,’ zei ze toen Johannes verbouwereerd naar de asbak keek, ‘maar die is voor Greet. Over een jaar gaat ze met pensioen. Ik kan haar niet meer vragen om naar buiten te gaan. Maar als ik de invallers ook al laat roken krijg ik echt problemen met de ouders. Je kan even naar buiten gaan. Niet voor de deur roken hoor, ga maar even naar de fietsenstalling. En denk je aan de tijd?’
De laatste slokken koffie sloeg hij snel achterover, ze schroeiden zijn keel. Tegenover hem zaten twee vrouwen te roken. Wie was nou Greet?
Toen hij weer binnenkwam was de pauze nog niet voorbij. De lerarenkamer trok niet meer zo. Maar juist toen hij naar het klaslokaal terug wilde gaan, stapte Erna op hem af.
‘Ik had begrepen dat je ook op de Thorbeckeschool hebt ingevallen? Dan is het zeker wel lekker om een dagje te kunnen bijkomen op een witte school hè? We boffen echt hier.’
‘Eh, ja, dit is heel anders,’ mompelde hij. ‘Sorry, ik ga alvast dingen klaarleggen voor straks.’ Er liep een rilling over zijn rug toen hij Erna passeerde en naar het lokaal terugliep.
In de gang klonken plotseling kinderstemmen en even later zat het lokaal vol opgewonden kinderen met rode wangen.
‘Meester, is dit van jou?’ In de deuropening stond de grote blonde jongen met iets in zijn hand. ‘Roken kan de bloedsomloop verminderen en veroorzaakt im… impotentie,’ las hij. Johannes klopte op zijn borstzakje. Leeg. Hij voelde hoe zijn gezicht ging gloeien. Hopelijk had niemand de jongen gehoord.
‘Geef maar gauw hier.’
‘Wat is impotentie?’
‘Impotentie. Dat betekent dat je… Als je impotent bent, dan kan je niet…’ Hij had natuurlijk ook kunnen zeggen dat ze dat zelf in een woordenboek mochten opzoeken. ‘Impotentie betekent dat het niet lukt. Het betekent… dat je het niet kan.’
De klok wees half elf. Over vijf uur zou het weekend beginnen.
© 2003 Janneke Dullemond
Nog meer fictie lezen? Lees mijn ultrakorte verhaal over verspilling in tijden van overvloed.